Het broedend duifje

Er zit een duifje op haar nest en het zit er al enkele weken. Ik weet niet precies hoe lang, maar toch al zeker drie weken, misschien zelfs vier. Het zit er rustig, met het geduld en vertrouwen van een wezen dat geen twijfels heeft over haar bestaan en impulsen.

Ik ga ervan uit dat het een ‘zij’ is, maar het zou ook een mannelijk duifje kunnen zijn die deze taak op zich neemt. Misschien uit liefde en het nalatenschap van zijn vrouwtje waar hij om rouwt? Nee, dit laatste is te ver gefantaseerd, teveel Disney-sentiment. Ik meende wel enkele weken geleden twee duifjes te hebben gezien, eentje op het nest en eentje ernaast fladderend op takken, ik vermoedde toen om te helpen met eten brengen.

Over het nest had ik eerst mijn twijfels, het leek er niet heel stabiel uit te zien, maar na enkele serieuze wind- en regenvlagen zat het duifje er nog steeds onbewogen en kordaat. Het nest lijkt toch wel genoeg beschut door takken en bladeren waardoor het niet veel wind vangt. De kletterende regen zal het duifje moedig, zonder het zelfmedelijden en gezeur dat een mens zou produceren, hebben doorstaan.

Ik zoek bewust niet op hoe lang de broedtijd van een duif is. Zolang het duifje overtuigd is van het slagen van haar broedkansen ga ik in vertrouwen met haar mee. Al ervaar ik wel die menselijke twijfel en onzekerheid. Compassie ook jegens het duifje. Zelfs enige kwaadheid naar de hardheid van het leven dat toelaat dat onschuldige dieren zwaarte en pijn ervaren.

Wat als het duifje daar vergeefs zit? Als ze al die weken daar heeft gezeten, heeft volhard en uiteindelijk uitgeput moet concluderen, misschien heel gestaag en instinctief, dat de eieren geen leven bevatten? En wanneer en hoe zou het duifje eten? Komt het andere duifje soms nog, want ik zie het nooit meer? Het enige wat ik elke dag zie, op eender welk moment, is een duifje dat één lijkt te zijn geworden met haar nest en de boom. Ik heb de verrekijker erbij genomen om meer details te zien. De blik in haar ogen bijvoorbeeld.

Met het blote oog zie je haar haast niet zitten. Mocht je het niet weten, dan merk je haar niet op. Maar ik merk haar op. Ik schrijf zelfs over haar. Het bestaan van dat wezen wordt gezien, erkend en het werkt ook nog eens inspirerend. Ik vraag mezelf af wat het duifje mij toont, welke boodschap het voor mij heeft.

Het duifje is hier niet alleen als duifje om eieren uit te broeden en alle problematieken daarrond te ervaren, maar ook om zich, onbewust, aan mij te laten zien. De plek van haar nest, vlak bij mijn livingraam is niet toevallig.  Het lag vast door het ‘lot’ dat het duifje precies daar haar nest zou maken en dat ik het zou zien en erover nadenken, voelen en schrijven. Vanuit haar vrije wil koos het duifje deze nestplaats, ware het niet dat die vrije wil verbonden is met het netwerk van het universum waar mijn vrije wil ook deel van uitmaakt. Mijn vrije wil, noch die van het duifje, kan niets in beweging zetten zonder daarmee iets anders aan te raken.

Het duifje en ik zijn één, we maken deel uit van hetzelfde universele geheel. We bestaan uit dezelfde ‘energie’ die gefragmenteerd verschijnt in een duif, een mens en een omgeving of wereld. Door het duifje te observeren, leer ik iets over een deel van mezelf dat zich representeert als een duifje. De vragen die het duifje bij mij opwekt, zijn de vragen die nu voor mij van toepassing zijn in mijn proces van zelfontwikkeling.

Het duifje zet mij, onbewust en zonder daarvoor iets te moeten doen, in beweging. Het duifje hoeft alleen maar te ‘zijn’, rustig zittend op haar nest, zonder ergens van gewaar te zijn. Ik besef dat ik evengoed gewoon hoef te ‘zijn’ om mijn rol op verschillende vlakken constructief te spelen in deze wereld. Mijn bijdrage aan deze wereld bestaat in de eerste plaats uit mijn aanwezigheid en dus niet enkel en alleen uit mijn creaties en prestaties. Ik hoef niets te ‘doen’, enkel te ‘zijn’. Net zoals het duifje. Terwijl ik rustig op mijn nest zit, ben ik onbewust een inspiratiebron voor anderen. Ik hoef alleen mezelf te zijn om iets waarachtigs neer te zetten. De rol die ik speel in dit levenstoneel bestaat uit zuivere aanwezigheid die vorm en omgeving ervaart. Wat ik precies vanuit die ervaring doe of verwezenlijk, of mijn eieren nu uitkomen of niet, maakt eigenlijk niet uit. Zolang ik maar aanwezig ben.

Net zoals het duifje niet door heeft dat ik reflecteer over haar bestaan, heb ik ook vaak geen notie van de impact van mijn aanwezigheid op anderen. Net zoals het duifje die eieren vanuit een natuurlijke creatiekracht gelegd heeft, schep ik ook dingen. Maar het leven draait niet om wat er geschept wordt, maar om hoe we scheppen en wat we daarbij ervaren.

Trouwens over die eieren: ik kan die vanuit mijn perspectief niet zien liggen in het nest. Ik ga er eigenlijk gewoon van uit dat ze er zijn, maar het kan ook dat er helemaal geen eieren zijn en dat het duifje op een leeg nest zit. Zou dat een verschil maken? Vanuit menselijk standpunt, een standpunt vol ideeën, overtuigingen, projecties en reflecties, waarschijnlijk wel.

Ik zeg niet dat dieren geen emoties en gevoelens ervaren, ze dragen alleen het extra gewicht niet van een zelfreflecterende en contemplerende laag waar mensen onder gebukt gaan. Ze overdenken niet, maar handelen instinctief vanuit gevoel. Als zij lijden, dan lijden zij, zonder de projecties en ideeën over dat leed. Ze hebben er geen oordeel over, het is er gewoon en ze gaan ermee om.

Ik ben mij ervan bewust dat ik allerlei ideeën en verhalen projecteer op het duifje. Net zoals ik dat ook doe op mezelf en mijn omgeving. Mensen zijn verhalenmachines. We bedenken automatisch verhalen rond de verschijnselen die we zien. Bewust en onbewust. En anderen horen of lezen die verhalen, projecteren er nog anderen ideeën op, veranderen de verhalen. Het is een mentale ketting aan verhalen die we collectief aaneen rijgen. Sommige delen van die ketting worden ‘erfgoed’ genoemd. Dieren doen zoiets niet, ze maken geen kettingen en structuren van verhalen. Ze leven hier en nu, in een verhaal dat belichaamd wordt, maar niet verteld. Want daarvoor zijn er mensen.

Ieder speelt zijn rol in dit veelzijdige universum. Het duifje op haar nest en ik schrijvend in mijn bed over het duifje. Of we nu over bevruchte eieren beschikken of niet, we zijn evenwaardig en ons bestaan is geen vergissing of toevalligheid, maar een uiting van ‘God’ die zichzelf wil ervaren als duif en als mens en al de ruimte daartussen. Het is God, de scheppende kracht, die zichzelf zo ontmoet, zich weerspiegeld ziet in tal van facetten, op diverse niveaus en dimensies, bewust en onbewust. Ik kom mezelf tegen in diverse lagen van deze levenservaring, en al herken ik mezelf niet altijd, toch ben ik het steeds opnieuw.

Ik dank het duifje om er te zijn en om haar pure authentieke frequentie uit te zenden. Ik dank mezelf voor het oppikken van die frequentie, voor het zien van grootsheid in details en het tasten onder de lagen. Ik weet en voel dat mijn visie en begrip ontzettend beperkt is ten opzichte van de oneindigheid die buiten de grenzen van mijn menselijk perspectief lijkt te liggen.

Ik weet dat ik in essentie oneindig en onbegrensd ben, maar dat ik dit enkel kan beweren vanuit een begrensde vorm. Zo ben ik zowel vrij als onvrij en besta ik dus uit het hele pakket en niet slechts de helft van de dualiteit. Ik ben een geheel van donker en licht. Paradoxen zijn er als symbool van ‘heelheid’. Zowel het ene als het andere leeft, er wordt niets uitgesloten, er ontbreekt niets. Tegenstellingen zijn er om een eenheid te vormen en dat kunnen ze alleen als ze tegengesteld blijven. Ultieme eenheid kan geen vorm hebben, niet ervaren worden, zonder tegenstellingen. Of beter: de notie van tegenstellingen moet bestaan om de notie van eenheid te kunnen ervaren.

Zo, en dat allemaal op een dinsdagochtend naar aanleiding van gedachten over een duifje op haar nest.