Slechts brokstukken

Het overweldigende gevoel, zich vertakkend in verwarring, stamt uit alle mogelijkheden, beweringen en waarheden die rond mij samentroepen. De ene al dwingender dan de andere. Als straatkinderen die in mij een rijke toerist zien, met zakken vol aandacht en ander snoepgoed. Ik ben in het verleden gul geweest, maar wil mij niet langer laten pluimen. Mijn strategie klinkt simpel: voelen wat voor mij klopt, de rest negeren. Alleen nog focus op het intuïtieve gevoel, geen verstrooiing door verhalen. De verhalen bonzen op de poort van mijn heiligdom. Ik zet daarom het volume van mijn innerlijke wereld hoger zodat ik ze niet hoor. Het duurde even voor ik die volumeknop vond. Het gebeurt nog dat ik hem even kwijt ben.

Een illusie wordt niet altijd doorprikt door haar te doorzien. Weten dat er een illusie is, verandert de illusie niet. Het verandert voor mij wel de handvatten in hoe ermee om te gaan. Handvatten die ik eigenhandig uit mijn kern heb moeten beeldhouwen. Want het onechte diende zich aan zonder grip. Of: ik was het die zich aandiende in het onechte, om redenen die ik vergeten ben. Kwetsbaar, puur en open arriveerde ik ergens waar ik niet thuishoor, maar blijkbaar wel dien te zijn. Met alle informatie in mijn wezen, behalve de verhalen van deze wereld. Er werd mij geleerd hoe te denken en te spreken, en de verhalen overschreven systematisch wat ik wist zonder woorden. Denkend en sprekend in een taal die de mijne niet is, tracht ik, decennia later, te herinneren wie ik oorspronkelijk ben.

Om het echte van het onechte te onderscheiden, is mijn gevoel er dus als enige betrouwbare leidraad uitgekomen. Uit het oneindige kluwen van redeneringen trek ik aan de lijn die me rechtstreeks naar ‘binnen’ leidt. Mijn houvast, mijn handvatten, zijn niet langer tastbaar. Ik vind tegenwoordig meer grip in de leegte, in het vacuüm van het zinloze. Wat ooit chaos leek, voelt nu bevrijdend. Ik verkies chaos boven gestructureerde verwarring. Wat zich in het onechte als logisch en normaal voordoet, maakt deel uit van een artificiële zingeving. Het is die zin, verzonnen, opgelegd of pijnlijk ontbrekend, die het leven van gewicht voorziet. Zonder die zin is er alleen maar bewegingsruimte. Zonder zingeving is er geen agenda of planning, enkel maar het aanwezig zijn in het moment. Deel uitmaken van de leegte.

De onechte structuur waarin ik scheef groeide, maakte mij tot een samenhangsel van onbewuste stukken en vastgekoekte angsten. En zo bewoog ik mij doorheen oneindige raadsels van informatieve zingeving. Er openbaarde zich een oneindige zee aan mogelijkheden die ik kon ‘benutten’, waar ik iets mee kon ‘doen’, iets over kon ‘denken’ en ‘zeggen’, iets van kon ‘maken’. Allemaal met het achterliggende idee dat het ‘iets’ is. Dat ‘iets’ beter is dan ‘niets’. Maar met vallen en opstaan wist ik mezelf recht te trekken uit deze illusie en herinnerde ik weer dat ‘niets’ aan de basis lag van alles. Ik kan natuurlijk altijd ‘iets’ neerzetten waarvan ik weet dat het ‘niets’ is, om mijn tijd hier enigszins vermakelijk door te brengen, vandaar ook deze tekst.

Het belang van materiële aanwezigheid reduceert enorm wanneer het besef van zinloosheid zijn licht, dat soms als een schaduw voelt, werpt op de dingen. Ik heb gegraven en gewroet in de bodem van wat mijn fundering zou moeten zijn; ik dacht er wortels te vinden, maar vond er vooral verhalen en verwarring. Dan maar in het ijle drijven en zien waar de stroom mij brengt. Er is nog weinig waarop ik mij kan vastklikken dat van waarde is. Ik moet mij in nauwe hoeken wringen om de normaliteit van de simulatie mee te spelen.

Het comfort dat mensen in deze onechte wereld denken te vinden, is iets waar ze in hun naakte bewuste essentie nooit voor zouden tekenen. Maar hier, in de overweldigende beperking, geeft het schijnrust. Die schijnrust is een muur die ik al jaren aan het afbreken ben om te zien wat erachter ligt. En nu verschijn ik tijdens sociale interacties met slechts brokstukken, waarmee ik snel opnieuw een schamele constructie maak die het even volhoudt. Hoe lang nog? Mijn lichaam geeft nu duidelijker dan ooit aan dat de muur afgebroken is en ik quasi naakt in de leegte sta. Opnieuw kwetsbaar en puur. Ik ben dus niet langer bestand tegen interacties die niet authentiek voelen.

De beperkende middelen en taal die ik nu gebruik om deze tekst te construeren, zijn tools van de matrix. Deze woorden zijn niet meer dan vage schimmen van het ‘niets’ dat nu in ‘iets’ gepropt wordt. Maar misschien valt er te snoepen van een glimp echtheid die uit de lege omhulsels lekt? Dat hangt natuurlijk ook af van het bewustzijn dat over deze letters dwaalt. De meeste mensen zullen op hun honger blijven zitten. Dat komt onder andere omdat ze in een omgekeerde wereld leven. Ze hebben zich daaraan aangepast. Ik blijf het lastig vinden, zo ondersteboven, en vind het in veel ‘normale’ situaties niet gemakkelijk om mijn maaginhoud binnen te houden.

Ik voel me ook vaak moe. Moe van hier dag in, dag uit te zijn. Of te doen alsof ik hier ben. Schipperend tussen misschiens en mogelijkheden, het minimum uitvoerend, want ‘je weet nooit’. Veel schrijven en lezen omdat niet schrijven en lezen misschien ramen en deuren sluit. Ramen en deuren in de muur waarvan slechts brokstukken overblijven.

 

Foto door Toni Meert