Het ziekenhuis

Ik wandel de overvolle parking uit, waar zoekende auto’s onder tijdsdruk als aasgieren rondcirkelen, en loop langs drie bulderende graafmachines. Ze werken aan de uitbreiding van het ziekenhuis, dat nu reeds een onoverzichtelijk kluwen is van met neonlicht gevulde grijze dozen. De klinische hardheid vindt steeds meer bodem, woekert verder over onze ware natuur. Ik heb de keuze om hier al dan niet te zijn. Waarom zou ik vrijwillig een plek als deze, die indruist tegen alles wat mij levenskracht geeft, opzoeken?

Is angst een onderliggende drijfveer om dit zwaarmoedig oord vrijwillig te blijven opzoeken? Vast wel. Wanhoop ook. En vroeger zou ik ook onzekerheid gezegd hebben, maar ondertussen ben ik toch best zeker geworden van wat ‘juist’ voelt voor mij en wat niet. En het voelt niet juist om hier te zijn, zo heeft het nooit gevoeld. En toch heb ik aanzienlijk meer uren in ziekenhuizen doorgebracht dan wat gemiddeld als ‘normaal’ wordt beschouwd.

Bij de diagnose, drieëntwintig jaar geleden, legde ik mijn lichaam in volle vertrouwen in de handen van de medische wereld. Ik had toen al begrepen dat de sleutel tot genezing enkel in mezelf te vinden was, maar ik had tijd nodig en ondertussen kon de reguliere geneeskunde mij wat ondersteunen. Nooit had ik durven denken dat dat ‘ondertussen’ twee decennia zou aanhouden.

Laag na laag heb ik mezelf blootgelegd. Met tal van therapieën, retraites, ceremonies, rituelen, opstellingen, healings heb ik mij binnenstebuiten gekeerd. Gemediteerd, gevisualiseerd en geaffirmeerd alsof mijn leven er vanaf hing, want dat deed het ook. Ook het stoppen met zoeken werd op een gegeven moment een ‘strategie’. Want altijd dat graven en ploeteren is zo vermoeiend.

Ik kan niet zeggen dat mijn zeer uitgebreide zoektocht, laten we het diepgaand empirisch onderzoek noemen, mij niets heeft opgebracht. Integendeel, op het vlak van zelfontwikkeling heb ik bergen verzet. Maar die immense verwezenlijking en al de inzichten die eruit voortkwamen, vervalt in bepaalde contexten in het niets. In het ziekenhuis bijvoorbeeld, daar ben ik de patiënt, niet de ervaringsdeskundige. 

Nochtans heb ik mijn bevindingen over de jaren heen steeds kritisch gewikt en gewogen, je zou zelfs kunnen zeggen dat ik het wetenschappelijk heb aangepakt. Alle mogelijk pistes werden met een open geest bewandeld, zowel regulier als ‘alternatief’. De analyse van mijn conclusies berustte op logisch redeneren en trial and error. Later ook op intuïtie. Meermaals heb ik alles dat ik dacht te weten overboord gegooid en helemaal opnieuw begonnen. Hou er ook rekening mee dat de ervaring van langdurige ziekte een gelegenheid is om stil te staan en het geheel te overzien, dat was het althans voor mij.

De antwoorden die ik voor mezelf gevonden heb, zijn dus alles behalve over één nacht ijs gegaan. Het cruciaal inzicht bovenop alle inzichten was dat iets weten geen garantie is om het ook te kunnen belichamen. Ik mag nog zo zeker weten waar mijn symptomen precies vandaan komen, mijzelf er definitief van verlossen is een ander paar mouwen. Maar hey, ik ben wat mij betreft al veel verder gekomen dan de reguliere geneeskunde die nog steeds beweert dat de oorzaak van deze chronische aandoening onbekend is.

Zo weet ik bijvoorbeeld heel zeker dat gefragmenteerde gevoelens van onveiligheid zich in mijn buik nestelen en darmontstekingen veroorzaken. Of dat ik mij heel gemakkelijk, vaak onbewust, afstem op de energie van anderen en daardoor uitgeput raak. Het ‘waarom’ van de ziekte is een erg gelaagd verhaal gebleken. Het gaat onder andere over diep ingeprente overtuigingen, trauma’s en mijn zelfbeeld. En nu ik alle puzzelstukken vergaard lijkt te hebben, kan het ‘echte’ werk beginnen. Toch?

Maar ik ben moe. Ik heb het gehad. Ik had het tien jaar geleden al gehad. Regelmatig overvalt mij het gevoel van ‘het is me allemaal teveel’. Er is altijd wel iets dat mijn intern alarmsysteem weet aan te zetten of mijn onveiligheidsgevoel triggert. Altijd wel iets dat ontstekingen opnieuw doet oplaaien. ‘Stress vermijden’, zeggen ze in het ziekenhuis. Hoe hilarisch dun is dat advies! Je zou er om lachen en huilen tegelijk, wat ik dan ook al vaak gedaan heb.  

Dus omdat een protocol van het systeem het zo voorschrijft, en ik momenteel even halvelings naar de pijpen van dat systeem dans, begeef ik mij in het hol van de leeuw. Ik poets mijn persoonlijke bubbel extra op, scherm mijn energieveld af met spreuken en visualisaties dat het geen naam heeft, om na afloop alsnog gebroken en verward naar huis te keren. Dit mastodont van een farmaceutisch bedrijf verteert mij, reduceert mij tot genummerd zwak vlees.

Wanneer ik tussen de vele lege blikken en medische afstandelijkheid menselijkheid ontwaar, klamp ik mij eraan vast als was het een reddingsboei. Af en toe slaag ik erin om écht contact te maken met verpleegkundigen of artsen. Zij zijn natuurlijk ook zielen die een persoonlijk pad met uitdagingen bewandelen, een idee dat mij sterkt. Maar het logge systeem drukt ons telkens weer uit elkaar, maakt dat we nooit verder komen dan woorden. Het protocol is lucratief voor de farmaceutische industrie, de motoren achter de schermen draaien op volle toeren, deze machine is niet zomaar te stoppen.

Keer op keer worden mij dezelfde vragen gesteld, wat er gebeurt met de antwoorden is mij vaak een raadsel. Drieëntwintig jaar lang worden dezelfde symptoom onderdrukkende therapieën als enige ‘oplossing’ aangeboden. Er is ondertussen wel al een heel arsenaal aan immunosuppressiva ontwikkeld, doch allemaal met slechts 40 tot 50 percent slaagkans en een hoop bijwerkingen, dat ontkennen ze niet. Blijkbaar is zulk gering resultaat voldoende om als een sneltrein op hetzelfde spoor te blijven gaan. Het is een winkel waar de invasieve en mensonterende onderzoeken vicieus en aan de lopende band verkocht worden. Als het ene middel niet werkt, smijten ze er een tweede tegenaan. Als ook dat geen soelaas biedt, dan schrijft het protocol voor om weer van vooraf aan te beginnen met onderzoeken die het probleem herbevestigen. Om daarna weer met ‘oplossingen’ te komen die alleen maar toenemen in destructieve kracht.

En ja bravo dat de moderne geneeskunde zoveel kwalen waar we vroeger aan crepeerden de wereld heeft uitgeholpen. De prijs die we daarvoor betalen zijn alle zogezegd ongeneeslijke chronische welvaartziekten waar steeds meer mensen onder gebukt gaan. Als de medische wereld echt zo revolutionair is, waarom zijn er dan zoveel zieken? De wachtlijsten voor een afspraak bij een ‘specialist’ zijn nog nooit zo lang geweest, de parkings en wachtzalen nog nooit zo vol en de kankers en auto-immuunziekten swingen de pan uit. Hoe lang gaan we deze manier van werken, die zich verschuilt achter status en ons overbluft met technische termen, nog serieus blijven nemen?

En voor alle duidelijkheid: met deze tekst wil ik geen vinger wijzen naar artsen of verpleegkundigen. Mijn ervaring is dat velen onder hen zelf ook gevangen zitten in een systeem dat weinig ruimte laat voor menselijkheid. Mijn kritiek is systemisch en existentieel. Ik schrijf dit uit een verlangen naar een meer holistische kijk op gezondheid, niet uit wrok.

Ik geloof in een kentering die nu al gaande is, weliswaar nog niet zo prominent zichtbaar. Ik heb er het vertrouwen in dat ik niet de enige ben die logische verbanden ziet en de hiaten in het medisch systeem met steeds meer zelfvertrouwen durft uitspreken. Jij die dit leest, ook jij draagt een licht, of vuur, in jou dat jou leidt naar de meest natuurlijke en authentieke richting. En die richting staat soms haaks op het hele construct waarin we ons lijken te bevinden. Het volgen van dat innerlijk licht maakt ons moedig, weerbaar en krachtig. Eigenschappen die vaak sterk contrasteren met de inhoud van ons medisch dossier, maar waaraan ik jou via deze tekst wil herinneren.